Een schat voor Oudenburg
7 nov 2018
Als kers op de taart kreeg het Romeins Archeologisch Museum, dat dit jaar zijn tiende verjaardag vierde, een laat verjaardagsgeschenk: de beroemde (en soms beruchte) muntschat van Roksem. In 1995 werd de schat al eens ontleend uit een Oostendse privéverzameling voor de tentoonstelling ‘Licht in de middeleeuwen. 1250 jaar Roksem en de kerstening in westelijk Vlaanderen’. Nadien verdween die opnieuw in een bankkluis en vervolgens in privéverzamelingen. Dankzij toevallige contacten, gevolgd door intense, ‘geheime’ maar aangename gesprekken, anonieme sponsoring en financiële steun van de Erfgoedkring 8460 Oudenburg komt deze schat nu definitief toe aan de stad Oudenburg. Hij werd officieel op dinsdag 6 november 2018 tijdens een kleine plechtigheid overhandigd. Enkele Vlaamse instellingen, zoals het Gallo-Romeins Museum in Tongeren en het PAM in Velzeke, en ook het Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis, pronken terecht met een gelijkaardige muntschat. De muntschat van Roksem werd al enkele keren besproken, maar zelden was die zichtbaar. Straks kan iedereen dit Roksemse pronkstuk, bestaande uit een vijftigtal bronzen en zilveren munten en de bijhorende foedraal in eenvoudig Romeins aardewerk, in het RAM komen bewonderen en dromen over de historische achtergrond ervan. Een slotgeschenk om u tegen te zeggen.
De Romeinse muntschat van Roksem werd bij toeval ontdekt in 1970, in een lading zand afkomstig van de uitzandingswerken op de plaats ‘Hoge Dijken’, meer bepaald op een stuk land tussen de Roksemput en de Brugsesteenweg. Het zand werd gebruikt voor een bouwplaats in Stene. De schat bevond zich tot voor kort in privé-bezit in Oostkamp, tezamen met de pot waarin hij oorspronkelijk was geborgen. De pot is vervaardigd in grijs gewoon aardewerk. Het is een drinkbeker, op de bolle buik versierd met een rolstempel. De beker was bij de vondst gebroken en kon slechts gedeeltelijk worden gerecupereerd. De schat zelf bestaat uit 49 munten, zijnde 38 sestertii (bronsmunten) en 11 denarii (zilvermunten). De munten werden geslagen tijdens de eerste drie eeuwen van onze tijdrekening, onder twaalf verschillende keizers. De vroegste munten zijn van keizer Vespasianus (69-79 na Chr.), de jongste van Balbinus (238 na Chr.). De 38 bronsmunten zijn de oudste en werden geslagen vanaf de regering van keizer Vespasianus (69-79 na Chr.) tot deze van Commodus (180-193 na Chr.). De zilvermunten zijn de jongste en werden geslagen vanaf de regering van keizer Commodus (180-193 na Chr.) tot deze van Balbinus (238 na Chr.). De muntschat van Roksem is een mooi voorbeeld van een depot dat bij de monetaire hervorming van 238 na Chr. werd afgesloten. In 238 na Chr. stopte Gordianus III met de muntslag van de denarius, dit ter ondersteuning van de antoninianus, die van dan af massaal werd aangemunt. Dit had tot gevolg dat de sterkere denarius werd hersmolten of massaal werd opgepot en als ‘appeltje voor de dorst’ werd bewaard.
We kennen niet de echte reden voor het verstoppen van de schat. Het enige dat we zeker weten is dat de schat nà 238 aan de grond werd toevertrouwd. Er zijn weinig of geen redenen om aan te nemen dat er zich in het jaar 238 na Chr., of tijdens de jaren kort daarop, in het kustgebied zulkdanige catastrofale gebeurtenissen hebben afgespeeld. De regio was nog in volle economische expansie. Dit blijkt duidelijk uit de opgravingen in Oudenburg waar de archeologie een nederzetting in volle bloei toont. Vanaf het midden van de 3e eeuw zou het tij echter keren. De periode van keizer Gallienus (253-268) en de tegenkeizer Postumus (260-269) kunnen als de meest dramatische uit de 3e eeuw worden omschreven. Het kustgebied werd toen immers getroffen door twee catastrofen: de invallen van Germaanse plunderaars vanuit de Noordzee en het begin van een vernatting van het kustgebied wat economische implicaties had zoals de teloorgang van de zoutwinning en de schapenteelt. Tijdens deze bewogen tijden werden tal van muntschatten aan de grond toevertrouwd, waarvan de eigenaar nooit meer opdaagde. De muntschat van Roksem is derhalve een treffende getuigenis van een van de meest dramatische periodes uit onze Romeinse geschiedenis. Em. Prof. Dr. Hugo Thoen lanceerde echter nog niet zo lang geleden een nieuwe theorie. De periode van wegsteken van de schat valt samen met periodes van verhoogde activiteit van het Romeinse fort van Oudenburg. De hiermee gepaard gaande troepenverplaatsingen zouden wel eens de oorzaak kunnen geweest zijn voor het wegsteken van de schat.

(foto's: © dieterjehs.com)